woensdag 16 september 2009

GRIEP

Vannacht opzoek gegaan naar een koud gedeelte in het te grote zwarte bed met het te kleine matras. Het bed dat ik bezit sinds jij weg bent. Ik durfde alleen mijn hoofd niet op het tweede kussen te leggen, omdat ik ’s nachts mijn laptop daar altijd bewaar. Niet omdat ik bang ben voor inbrekers of ander boeventuig, maar Sander kijkt altijd even een aflevering van het een of ander voordat hij eindelijk zijn luikjes toe doet. Ik legde mijn hoofd dus in de koude strook tussen de kussens. Een vreemde kronkel in mijn nek was het gevolg deze ochtend.

Ik ben ziek. Niet echt ziek, geen kanker, Pfeiffer of Aids, maar griep. Griep. Het klinkt al als bijna niets. Ik geef de 'ie' de schuld. Die maakt het klein. Om de kleinheid van de ziekte nogmaals te benadrukken verkleinen we griep ook nog eens regelmatig. “Ik heb een griepje.”, dat soort taal. Het klinkt bijna gezellig. Dat was het natuurlijk ook, vroeger. Geen proefwerken en films kijken op de bank terwijl je moeder een geraspt appeltje met kaneel kwam brengen. Als je echt ziek was, meestal ’s nachts, dan kwam papa altijd even zijn hand op mijn verhitte voorhoofd leggen. Toen kwam alles nog goed. Nu sleep ik mezelf in een Adidas joggingbroek naar de supermarkt om fruit te kopen. Straks James Bond. Eigenlijk zou ik een oude, een echte moeten kijken. Niet alleen omdat het borsthaar van good old Sean mij een fijn beeld lijkt, maar vooral omdat het tempo in die films geen hoofdpijn brengt, maar mij hopelijk kan terug brengen naar die veilige hand op mijn voorhoofd.

Alles komt goed.

Het is maar een griepje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten